e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2181
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehucht gehucht: gehëch (Rosmeer), gəhég (Rosmeer) gehucht [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-3-1
gejoel gejoel: gejuel (Rosmeer) gejoel [ZND 01 (1922)] III-3-1
gekraagde roodstaart rode reutelstaart: rooje rweuttelstat (Rosmeer), rweutele = reutelen, naar de reutelende, onderbroken zang  rooje rwentelstat (Rosmeer) gekraagde roodstaart III-4-1
geld centen: ps. omgespeld volgens Frings.  sēͅntə (Rosmeer), geld: geld (Rosmeer), hej es pa zene jas en muder her geld, pa zen kuw en pa zene hond (Rosmeer), muder bej wê mut ich geld holen (Rosmeer), been: ee is kort  ich been me geld kweet (Rosmeer), ben: e toonloos  ich ben me gëeld kweet (Rosmeer), ping: ps. omgespeld volgens Frings.  penk (Rosmeer) geld [ZND 44 (1946)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
gele kwikstaart koejantje: keuwjè(n)che (Rosmeer), lett. koehoorntje  keuwjènsje (Rosmeer), koemannetje: koemendje (Rosmeer) gele kwikstaart || kwikstaart, geel (Motacilla flava flava L.) [Lk 04 (1953)] || kwikstaart, gele — III-4-1
gele narcis paasbloem: ao = lange o van tot  paosblom (Rosmeer) wilde narcis [DC 60a (1985)] III-4-3
geloof geloof: gelôf (Rosmeer), hē haĕt zə gəlōf vərleurə (Rosmeer), uitz.  geloof (Rosmeer) Geloof. [ZND 01 (1922)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: gelëeve (Rosmeer, ... ) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-3-3
geluk geluk: gelek (Rosmeer, ... ), gelék (Rosmeer) Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] III-1-4
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemŏŏk (Rosmeer), gemôk (Rosmeer) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4