33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|
20638 |
appelbol |
appelbradertje:
appelbrateke (Q093p Rosmeer),
gebakken appel:
gebakken appel (Q093p Rosmeer)
|
appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelmoes:
appelmuus (Q093p Rosmeer),
appelprats:
appelprats (Q093p Rosmeer),
appelspijs:
appelspijs (Q093p Rosmeer)
|
appelmoes [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appelvlaaitje:
appelvleike (Q093p Rosmeer)
|
een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
kersenknakker:
kjozzeknekker (Q093p Rosmeer)
|
appelvink
III-4-1
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ō.xstǝ (Q093p Rosmeer)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
nak:
nák (Q093p Rosmeer)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
ermbaant (Q093p Rosmeer)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
nen érme munsch (Q093p Rosmeer)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
ermeuj (Q093p Rosmeer)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|