e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2181
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houten stamper stamper: stāmpǝr (Rosmeer) Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.] I-12
houtlijm houtlijm: hǭtlēm (Rosmeer) In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.] II-12
houtrong mannetje: mē̜nǝkǝ (Rosmeer), schemelblok: šēmǝlblǫk (Rosmeer) Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c] I-13
houtsnip bossnep: bossnep (Rosmeer) houtsnip III-4-1
houtspaander spik: spekə (Rosmeer) spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)] III-2-1
houtsplinter splinter: splīntǝr (Rosmeer) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm meelworm: meelworm (Rosmeer), worm: worm (Rosmeer) houtworm [Lk 01 (1953)] III-4-2
huichelaar schijnheilige: das ne cheenheilige (Rosmeer), dat és éne shēnheilige (Rosmeer), ai van maintenant  da ’s ’ne sjeenhailige (Rosmeer) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4
huid koeienvel: kēi̯vɛlǝr (Rosmeer), vel: fëəl (Rosmeer), vēl (Rosmeer), (mv)  vɛlǝr (Rosmeer) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] I-11, III-1-1
huif van de huifkar huif: hø̄i̯f (Rosmeer) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13