e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2181
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klepbroek klepbroek: kleͅbryk (Rosmeer) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
klepel klepel: de klèpel van n klok (Rosmeer), kljëppel (Rosmeer) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || Klepel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
kletswijf klapjeus: oeu van boeuf  klapjoeus (Rosmeer), klapschotel: Klapschotel.  klapshweuttel (Rosmeer) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)] III-3-1
kleurx kleur: kleer (Rosmeer, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: kliere (Rosmeer), De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kliere (Rosmeer, ... ) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)] III-1-2
klit klis: kles (Rosmeer), e van met, slechts algemene naam  kles (Rosmeer), klissenstruik: klessestruek (Rosmeer) donzige klis [DC 60a (1985)] || klis [ZND 01 (1922)] III-4-3
kloeken kloeken: klykǝ (Rosmeer) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klomp klomp: kloͅmp (Rosmeer), klǫmp (Rosmeer) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3
klompschoen klompschoen: kloͅmpšy (Rosmeer) klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
kluit aarde klot: klǫt (Rosmeer), kluit: klēt (Rosmeer) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8