e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkalf mastkalf: mast[kalf] (Rotem), mestkalf: mɛst[kalf] (Rotem) Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.] I-11
mestkever strontkever: strontkīvər (Rotem), strontvlieg: strontvleeg (Rotem), strontworm: strontworm (Rotem) mestkever [ZND 14 (1926)] III-4-2
mestplank onder de zitstokken mestrek: møstrɛk (Rotem) De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g] I-6
mestspade, mestmes mestschup: [mest]šø̜p (Rotem), meststik: [mest]stek (Rotem) Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.] I-1
mestvaalt mestem: meͅstəm (Rotem), mesthoop: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mesthoup (Rotem) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] I-7
mestvarken mastvarken: masfɛ.rkǝ (Rotem) Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.] I-12
met de horens stoten, gezegd van de bok botsen: butsǝ (Rotem), stoten: stūǝtǝ (Rotem) [N 19, 75] I-12
met de kar achteruit rijden terug-op stoten: trø̜k˱ǫp stutǝ (Rotem) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de linkerhand met de linkse hand: met de lainkse hand (Rotem) met de linkerhand [ZND 37 (1941)] III-1-2
met de poten roeren osweken: lǫswęjkǝ (Rotem) Met de poten in het water bewegen om zo de haren beter te kunnen weken. [N 28, 22; monogr.] II-1