e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peettante paat: paat (Rotem), pāt (Rotem) meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
pekel pekel: pēkǝl (Rotem) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip tob: tǫb (Rotem) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penis van de stier schacht: šaxt (Rotem) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
penwortel van een den wortel: wǫrtǝl (Rotem) De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b] I-8
persen arbeiden: arbeiden (Rotem), pozen hebben: pozen hebben (Rotem) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] I-11
perzik pche (fr.): pēs (Rotem, ... ) [ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)] I-7
perzikkruid reuts: rø̜ts (Rotem) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pet met brede klep studentenpats: sty(3)̄deͅntəpatš (Rotem) pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)] III-1-3
pet met opstaand bovenstuk kepie: kapéi (Rotem), kepíé (Rotem), kēpi (Rotem), officierspats: oͅfəsērspatš (Rotem) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3