e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuierhamer tuierhamer: tøǝrāmǝr (Rotem) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal staak: stāk (Rotem), tuierpaal: tøi̯ǝrpǭl (Rotem) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats tuier: tøi̯ǝr (Rotem) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuiertuig tuier: tøu̯i̯ǝr (Rotem), tø̄i̯ǝr (Rotem) Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h] I-11
tuin moestem: mōsəm (Rotem) hof [ZND 04 (1924)] III-2-1
tuinen opnieuw bestekken: opnij bǝstɛkǝ (Rotem) Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i] II-9
tuinkervel kervel: kervel (Rotem), kervəl (Rotem) [Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuinman, boomkweker boomsnoeier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  boͅu̯msnuiər (Rotem) [RND 08] I-7
tuinmuur rijmuur: rījmōr (Rotem) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuit tuitel: tø͂ͅi̯təl (Rotem, ... ) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1