30735 |
verflaag |
laag verf:
lǫwx ˲vɛrǝf (L420p Rotem)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
befommelen:
befoemelen (L420p Rotem),
verfronselen:
verfronsjelen (L420p Rotem)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
30272 |
vergaring |
vergaderings:
vǝrgādǝreŋs (L420p Rotem)
|
De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr]
I-13
|
21660 |
verhogen |
opslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅpslun (L420p Rotem),
ps. omgespeld volgens IPA.
oͅpslūən (L420p Rotem)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (L420p Rotem)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieën (L420p Rotem)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieën (L420p Rotem)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
mən vōt keͅlə mich (L420p Rotem)
|
mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
bevroren:
bevroere (L420p Rotem),
stijf:
stief (L420p Rotem),
verkild:
verkildj (L420p Rotem),
verstijfd:
verstieft (L420p Rotem)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ik ben verkouden (L420p Rotem),
verkoud:
de zòlst verkajt wièren (L420p Rotem),
ich bain verkaudj (L420p Rotem),
iech ben verkajt (L420p Rotem)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|