e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vroedvrouw wijsvrouw: weisvrouw (Rotem), wiesvrouw (Rotem) vroedvrouw [ZND 08 (1925)] III-2-2
vroegmis vroegmis: de vreugmais (Rotem), də vrø.mɛs (Rotem) Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vro.uw (Rotem, ... ), vrouw (Rotem, ... ), vroͅuw (Rotem), vrouwmens: vrouməs (Rotem) vrouw [RND], [RND], [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] III-3-1
vrouwelijk jong van de geit geitje: gē̜i̯tjǝ (Rotem), germpje: germkǝ (Rotem) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf vaarzenkalf: vi̯ɛzǝ[kalf] (Rotem) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen rind: rɛi̯nt (Rotem), vaars: vē̜s (Rotem) Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22] I-11
vrouwelijk kuiken hen: hen (Rotem), pulletje: pø̜lkǝ (Rotem) [N 19, 41a; monogr.] I-12
vrouwelijk lam germ: germ (Rotem) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is vaars: vē̜s (Rotem) [N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22] I-11
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: germ (Rotem), gęrǝm (Rotem), schaap: šǭp (Rotem) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12