e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (adj. schertsend bedoeld hij heeft zijn laatste adem uitgeblazen: znd 23, 022b;  ie èt zene laisten enjəm oetgebloeoozen (Rotem), hij is gehemeld: znd 23, 022b;  ie is gehemeld (Rotem), is bij jezuken in de kost: znd 23, 022b; cf. VD s.v. "jezus"(jesus) "(gew.) Jezu(s)ken, D(j)ezeken  is bij jezuken in den kost (Rotem), is de eeuwigheid ingegaan (eingegangen; d.): znd 23, 022b;  is de eewigheid ingegangen (Rotem) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doed (Rotem), doet (Rotem) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dôêt (Rotem) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doed (Rotem), doet (Rotem) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodskleed donker kostuum: donker kostuum (Rotem), doodskleed: doodskleed (Rotem, ... ), lang wit kleed: lang wit kleed (Rotem) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] III-2-2
doodsteken doodsteken: dōtstēkǝ (Rotem), strot doorsnijden: strōt dōrsnęjǝn (Rotem) Nadat het dier is verdoofd, wordt het ogenblikkelijk de keel doorgesneden, opdat het nog pompende hart het bloed uit het lichaam kan stuwen. De woordtypen in dit lemma kunnen zowel duiden op het doodsteken van een varken als op het doodsteken van een rund. Een bij de opgave toegevoegd object ''varken'', ''koe'', ''beest'' wordt niet in het woordtype opgenomen. [N 28, 11a; N 28, 11b, N 28, 12a; N 28, 13b, monogr.] II-1
doof doof: doͅuf (Rotem), hie es zoo dauf es eine pot (Rotem), hè is zoo douf as ene pot (Rotem), iè is zoe dauf es ne pot (Rotem) doof [ZND m] || hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
doofpot amerenpot: ōͅmrəpoͅt (Rotem), doofpot: doͅu̯fpoͅt (Rotem), doͅu̯fəpoͅt (Rotem) doofpot [N 05A (1964)] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)] III-2-1
dooien dooien: doeien (Rotem, ... ), doeje (Rotem, ... ), t slaakt]: dujə (Rotem) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooier: dōi̯.ǝr (Rotem), dū.i̯ǝr (Rotem), dūǝi̯ǝr (Rotem) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12