e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote knikker huif: hūvven (Rotem), marbel: marbel (Rotem), spy(3)̄lə mət ə marbəls (Rotem), , onbekend  marbel (Rotem) / [SND (2006)] || Een hele grote knikker? [WVD 153 (2005)] || Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
grote weegbree weegbree: wēgbręi̯ (Rotem) Plantago major L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in akkers, tuinen en wegbermen, met breed-eironde, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopgaande stengel zit een langwerpige groene aar met bruine pluisjes. De plant wordt tot 50 cm hoog en bloeit van mei tot november. Bij de naamgeving worden de grote (of brede) en smalle weegbree (zie het lemma Smalle Weegbree) vaak niet van elkaar onderscheiden. Bij de volgende opgaven werd specifiek verneld dat ze op de grote betrekking hebben. I-5
grove zeef, voor consumptieaardappelen grove/grof zeef: gruǝf zif (Rotem) De meest grove of bovenste zeef; hierdoor worden de grootste aardappelen afgezonderd van de rest. Deze dienen voor de consumptie. Omschrijvende antwoorden als "grote zeef" zijn hier niet opgenomen. In Belgisch Limburg is zeef onzijdig en moet men voor grove zeef wel grof zeef lezen. [N 12, 34a] I-5
gulden gulden: guiljen (Rotem), gøͅlə (Rotem), gəljen (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  nə gøͅlʔə (Rotem) gulden [ZND 35 (1941)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulden mis gulden mis: ai = avait jFr.  de gəlje mais (Rotem), ai als Fr. mais  de guilje mais (Rotem) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gulp van een broek geul: (geul)  gøəl (Rotem) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gunnen toewijzen: ps. omgespeld volgens Frings. De w heb ik geïnterpreteerd als een gewone w en niet als een diftong (?) omdat die niet superscript staat.  tuwgeͅwizə (Rotem), verkopen: ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  ze wordt verkocht (Rotem) ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-3-1
guur, kil en schraal weer killig (weer): killig (Rotem), ai als in aimer  wair is killig (Rotem), koel (weer): keul (Rotem), keul wèr (Rotem), koud (weer): kaud (Rotem), au niet ou  weer is kaud (Rotem), zuur (weer): zōr wēͅr (Rotem) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] III-4-4
haag heg: hęk (Rotem) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel haagappel: zie ook ZND24, 039c, apart ingevoerd  ōgapələ (Rotem) haagappel [ZND 01u (1924)] III-4-3