e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
avondmaal avondbrood: ōͅvəntbruət (Rotem), avondsbrood: ouvəsbroed (Rotem), eten: aèten (Rotem) de laatste maaltijd van de dag, avondeten [ZND 02 (1923)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
avondspin spinnenkop: spinnenkop (Rotem) spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)] III-4-2
azijn azijn: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  azīn (Rotem) azijn [ZND 01u (1924)] III-2-3
baaien onderrok bajesrok: bājesrok (Rotem), dikke onderrok: dikken onderrok (Rotem) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3
baalschort baal: bāəl (Rotem) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs roetsjen: minder in gebruik  rutṣən (Rotem), sleuren: sl":ərə (Rotem), slø͂ͅrə (Rotem, ... ), eu als in FR. meurt  sleuren (Rotem) Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] || Slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen). [ZND 06 (1924)] III-3-2
baard hauwen: auǝ (Rotem), vlimmen: vlemǝn (Rotem) De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] I-4
baarmoeder van de kip eierstok: eierstok (Rotem), ē̜i̯ǝrstok (Rotem), legbak: lɛkbak (Rotem) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baarmoeder van de koe draagmoer: draxmōr (Rotem), drāxmōǝr (Rotem) [N 3A, 48; A 48A, 47a] I-11
bak bak: bak (Rotem), kipbak: kep˱bak (Rotem) Het gedeelte van de kar, wagen of kruiwagen waarin de lading vervoerd wordt. De bak bestaat uit zijwand, voorwand, achterwand en bodem (zie die lemmata). Er kunnen zo nodig verhoogsels op gezet worden. Het woordtype brak betekende oorspronkelijk "zijwand" en werd als zodanig dikwijls in het meervoud gebruikt. De betekenis van de enkelvoudsvorm ontwikkelde zich metonymisch naar "bak in zijn geheel". De betekenis "draagbalk van de bak" (zie het lemma draagbalken), verwant met "zijwand", komt nog vaak voor, vooral in Nederlands Limburg. De woordtypen slagbak, kipbak, slagkarbak, aardkarbak en clitchètbak duiden een bak aan die kan kippen. [N 17, 22; N 18, 99; N G,, 57; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr] I-13