33997 |
kletsoor |
klatsool:
kladjžōl (L420p Rotem),
klatsoor:
klatšur (L420p Rotem)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
kazelwijf:
kazelwief (L420p Rotem),
klater:
klater (L420p Rotem),
waswijf:
ə waswieif (L420p Rotem)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
kleeren (L420p Rotem),
klerə (L420p Rotem),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kleeren (L420p Rotem),
kleren (L420p Rotem)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
wintergroen:
-
waintjergreun (L420p Rotem)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
24536 |
klit |
klit:
kleͅt (L420p Rotem)
|
klis [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (L420p Rotem)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
kits:
kietj (L420p Rotem),
kitch (L420p Rotem)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
kloempen (L420p Rotem),
klomp (L420p Rotem),
kloͅmp (L420p Rotem),
klump (L420p Rotem),
klǫmp (L420p Rotem)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
galoche (fr.):
yalošə (L420p Rotem)
|
klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|