32341 |
kuip |
tijn:
tin (L420p Rotem),
tęjŋ (L420p Rotem)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kypǝr (L420p Rotem)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
17773 |
kuit |
kuit:
kyt (L420p Rotem)
|
kuit (van het been) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
22818 |
kunst |
kunst:
kønst (L420p Rotem)
|
Kunst. [ZND m]
III-3-2
|
32624 |
kunstmest |
chimique:
šǝmek (L420p Rotem)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
19632 |
kussensloop |
kustijk:
kəstēk (L420p Rotem, ...
L420p Rotem,
L420p Rotem),
kustreksel:
køstreͅksəl (L420p Rotem, ...
L420p Rotem,
L420p Rotem)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
klappei:
klappij (L420p Rotem)
|
vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwaken (L420p Rotem)
|
Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (L420p Rotem),
kwartel:
kwattel (L420p Rotem)
|
kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿) - of gewoon letterlijk overnemen als een hoge komma?
kwārtʔə (L420p Rotem),
ps. omgespeld volgens IPA.
kwartʔə (L420p Rotem)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|