17617 |
lip |
lip:
luppen (L420p Rotem),
løp (L420p Rotem, ...
L420p Rotem,
L420p Rotem)
|
lip [RND], [ZND m] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (L420p Rotem)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
laichen (L420p Rotem)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
līnteikə (L420p Rotem),
litteken:
littijken (L420p Rotem)
|
een litteken [ZND 37 (1941)] || litteken [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
byǝkǝ (L420p Rotem),
bøkǝ (L420p Rotem),
toeten:
tou̯.tǝ (L420p Rotem),
tūǝtǝ (L420p Rotem)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
kreunen:
krȳǝnǝ (L420p Rotem)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
23311 |
lof |
lof:
ət loͅf (L420p Rotem)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
loengə (L420p Rotem)
|
De longen: a) van de mens [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (L420p Rotem)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
31186 |
loodgieter |
pompenslager:
pumpǝslē̜gǝr (L420p Rotem)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|