19224 |
raden |
raden:
ko[e}nstichdeͅt raojə (L420p Rotem)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
rədēs (L420p Rotem)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
32189 |
radmaker |
radermaker:
rājǝrmākǝr (L420p Rotem)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
18167 |
rafel |
franjel:
franjəls (L420p Rotem)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenbezem:
spɛnəbɛsəm (L420p Rotem),
spinnenborstel:
spänəbystəl (L420p Rotem),
spinnenveger:
spe̝nəvɛ̄gər (L420p Rotem)
|
bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
route (fr.):
rut (L420p Rotem)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
rekel:
rēͅkəl (L420p Rotem)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramenas (L420p Rotem)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
løͅyf (L420p Rotem),
rand:
rangk (L420p Rotem)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gaastich (L420p Rotem),
gieestig (L420p Rotem)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|