e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
refrein refrein: refrein (Rotem) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regels richels: rexǝls (Rotem) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: rieger (Rotem), rienger (Rotem), ringəl (Rotem) regen [ZND 23 (1937)] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: riŋəlbōx (Rotem) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje licht buitje: ə lext bøikə (Rotem) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: riŋələ (Rotem) regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenjas regenjas: regenjas (Rotem), rīŋəlja.s (Rotem), rīəŋəlja.s -jeͅskə (Rotem), regenmantel: regenmantel (Rotem) damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)] III-1-3
regenpijpen pijpen: pēipə - peipkəs (Rotem) regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)] III-1-3
regenworm piereling: perəliŋk (Rotem), pierelink (Rotem), piering: pērleͅŋk (Rotem), pierling: peerlink (Rotem), pinkeling: peŋkeleͅŋk (kindertaal) (Rotem), worm: worm (Rotem), woͅrm (Rotem), woͅrəm (Rotem) pier, aardworm [ZND 14 (1926)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] || worm, alg. [ZND m] III-4-2
reis reis: SIC  morgen kunt ɛr trəgue van de reis (Rotem) Morgen komt hij weer van de reis (terug). [ZND 08 (1925)] III-3-1