33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (L420p Rotem)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
18279 |
vouw |
vouw:
ein vauw (twie vaujen) (L420p Rotem)
|
vouw (twee vouwen) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
plooien:
ploeien (L420p Rotem),
vouwen:
vaujen (L420p Rotem)
|
ik zal het in vieren vouwen [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
33693 |
vredewis |
vreerijs:
vreerijs (L420p Rotem)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde mens:
əne vraimde mins (L420p Rotem)
|
Een vreemde man. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
32943 |
vregelpaal |
naald:
nǭlj (L420p Rotem),
vregelpaal:
vrē̜i̯gǝlpǭl (L420p Rotem)
|
In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.]
I-3
|
32944 |
vregelstok |
draaiknuppel:
drāi̯kløpǝl (L420p Rotem),
vregelknuppel:
vręi̯gǝlkløpǝl (L420p Rotem)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
20294 |
vriend |
vriend:
vrønt (L420p Rotem)
|
vriend [RND]
III-3-1
|
25203 |
vriesweer |
fris weer:
fres wēͅr (L420p Rotem),
gevroor:
gevreur (L420p Rotem)
|
vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)] || vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25200 |
vriezenx |
bleken:
blekə (L420p Rotem)
|
vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|