33681 |
vruchtbare grond |
dankbare grond:
daŋkbārǝ gront (L420p Rotem),
gelpe grond:
gɛlpǝ gront (L420p Rotem),
goede grond:
gui̯ǝ gront (L420p Rotem),
gōi̯ǝ gront (L420p Rotem)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
21584 |
vruchtgebruik |
tocht:
tochtn (L420p Rotem)
|
hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
19543 |
vuurslag |
vuurslag:
vørslāx (L420p Rotem)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19544 |
vuursteen |
vuursteen:
vørstēͅi̯ (L420p Rotem),
vørstēͅi̯n (L420p Rotem)
|
ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)] || vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L420p Rotem),
vø͂ͅrtaŋ (L420p Rotem)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
weͅjə (L420p Rotem)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21617 |
waarde van 30 stuiver |
anderhalve gulden:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿) - of gewoon letterlijk overnemen als een hoge komma?
uŋər au̯və gøͅlʔə (L420p Rotem)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20740 |
wafel |
wafel:
wenfel (L420p Rotem),
wōfəl (L420p Rotem)
|
Wafel [N 16 (1962)] || wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
wagel:
wā.gǝl (L420p Rotem),
wagen:
wāgǝn (L420p Rotem)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
19475 |
walmen |
blaken:
bla͂kə (L420p Rotem)
|
roken, walmen, gez. van een lamp [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|