18290 |
wit halsboordje |
kraag:
eine kraag (L420p Rotem)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
witte plek:
wetǝ plɛk (L420p Rotem)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L420p Rotem)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
platte kaas:
platəkis (L420p Rotem)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
kanten muts:
kaontəmøͅts (L420p Rotem)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
kabots:
keboets (L420p Rotem),
kəbotsə (L420p Rotem),
wit moes:
wet mōs (L420p Rotem, ...
L420p Rotem),
witte kool:
witte koel (L420p Rotem)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstaart (L420p Rotem),
kwikstart (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
pijpenmutsje:
peipəmøͅtskə (L420p Rotem),
informant: zoals 33
peipəmøͅtskə (L420p Rotem)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] || pijpjesmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18656 |
witte muts met linten |
plissmuts (<fr.):
plĭsēmøͅts (L420p Rotem),
plooienmuts:
plūjəmøͅts (L420p Rotem)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20620 |
wittebrood |
weg:
wēͅk (L420p Rotem),
wĕk (L420p Rotem)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wit brood [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|