id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18675 | zomerkleren | zomergoed: zūəmərgōt (Rotem), zomerkleren: zomerkléjer (Rotem) | zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3 |
18670 | zondagse kleren | `s zondagse kleren: sondegse kléjer (Rotem), sondəsə kleͅjər (Rotem) | zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18328 | zondagse schort | cotonnade (fr.) scholkje: katənāət šoləkskə (Rotem), goede scholk: goeje scholk (Rotem) | schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3 |
18342 | zool van een schoen | zool: zāl (Rotem), zoal (Rotem) | zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3 |
28991 | zoom | zoom: zǫwm (Rotem) | De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7 |
34620 | zoom in de huif | schuif: šø̜̄i̯f (Rotem) | Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13 |
20189 | zoon | zoon: zoen (Rotem) | zoon [ZND 11 (1925)] III-2-2 |
34181 | zuiveren | knoeien: knoeien (Rotem) | Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11 |
20845 | zult, preskop | preskop: geperste hoofdkaas prɛskop (Rotem) | hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3 |
33618 | zuring, groente | zurkel: zørkəl (Rotem), zuurmoes: zormos (Rotem), zō.rmōs (Rotem) | Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] || Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7 |