| 18787 |
breinaald |
strikijzer:
strikiezers (L420p Rotem),
strikijzers (L420p Rotem)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
breken:
breken (L420p Rotem),
doorbreken:
dūrbrēkǝ (L420p Rotem)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|
| 24475 |
brem |
brem:
-
brəm (L420p Rotem)
|
brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
| 18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretellen (L420p Rotem),
help:
helpe (L420p Rotem),
helpen (L420p Rotem),
ölpə - öləpkəs (L420p Rotem)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
| 18099 |
breuk |
breuk:
breuk (L420p Rotem),
bruuk (L420p Rotem)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
| 21250 |
brief |
brief:
brēf (L420p Rotem),
brê.f (L420p Rotem)
|
brief [RND], [ZND m]
III-3-1
|
| 33840 |
briesen |
spruisen:
sprǫu̯žǝ (L420p Rotem)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
| 34600 |
bril |
bred:
brit (L420p Rotem)
|
Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c]
I-13
|
| 34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brøǝ (L420p Rotem),
brø̄i̯ǝn (L420p Rotem),
brø̜i̯ǝ (L420p Rotem)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
| 34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
bruk (L420p Rotem),
brok:
brōk (L420p Rotem),
brǫǝk (L420p Rotem)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|