21603 |
brompot |
grauwelaar:
grauwelair (L420p Rotem),
grommelaar:
groemelaer (L420p Rotem),
ai lijk in aime fr.
groemelair (L420p Rotem),
grommelpot:
groemelpot (L420p Rotem)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
24948 |
bron |
bron:
broǝn (L420p Rotem),
brun (L420p Rotem)
|
Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8
|
34342 |
bronstig |
breustig:
brou̯stex (L420p Rotem),
brø̄.stex (L420p Rotem)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
tochtig (zijn):
tuxtex zēǝn (L420p Rotem),
tochtig doen:
tø̄xtex dōn (L420p Rotem)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
ros(se)tig:
rø̜stex (L420p Rotem)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broed (L420p Rotem),
broet (L420p Rotem),
brôêt (L420p Rotem)
|
(brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND]
III-2-3
|
20710 |
broodje |
pistolet:
#NAME?
peͅstolēs (L420p Rotem),
sandwich:
#NAME?
santweš (L420p Rotem)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
brutmɛs (L420p Rotem),
brūətmeͅs (L420p Rotem)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20670 |
broodpap |
brokkenpap:
brōkəpap (L420p Rotem)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
weggentuit:
wēͅkəntyt (L420p Rotem)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|