e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099q plaats=Rothem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raam venster: venstǝr (Rothem  [(+)]  ) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
rafel franjel: frānjǝl (Rothem), rafel: røfǝl (Rothem) Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW] II-7
rafelen ruffelen: røfǝlǝ (Rothem) Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7
ragebol spinnenborstel: ragebol  sjpinnebeursjtel (Rothem) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
rakelijzer haardstek: hērtštɛk (Rothem) IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32] II-11
rank paard (een) luxe: lyks (Rothem) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
rapen rapen: rāpǝ (Rothem) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp raps: raps (Rothem), rasp: rasp (Rothem, ... ) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] II-11, III-2-1
ratelboor, krekelboor racagnac: radijak (Rothem) Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.] II-11
ratelsleutel kriksleutel: krekšlø̜tǝl (Rothem  [(om vlug te werken)]  ) Dopsleutel met een ratelhandvat als wringstaaf. Het ratelhandvat werkt sneller dan een gewone sleutel, omdat niet telkens de greep op de sleutel hoeft te worden veranderd. De ratel kan met behulp van een knop linksom of rechtsom worden omgeschakeld. Zie ook afb. 201. [monogr.; N 33, 300k] II-11