e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099q plaats=Rothem

Overzicht

Gevonden: 2244
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knopengaren knoopsgaren: knǫwpsgārǝ (Rothem) Sterk linnen garen dat men gebruikt voor het maken van knoopsgaten en het aanhechten van knopen. De informant van Q 95 vermeldt dat men vroeger een dubbele draad door het oog van de naald deed, deze draad door de bijenwas trok en vervolgens over de handpalm draaide. Men noemde dat een pas. De antwoorden op deze vraag zijn in twee groepen verdeeld. De eerste groep bestaat uit woordtypen die het gebruik van het garen aangeven. De tweede groep woordtypen geeft informatie over de aard, de dikte of het merk van het materiaal. [N 59, 6d; N 62, 57] II-7
knorren beuken: bø̄kǝ (Rothem) Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
koe die eenmaal heeft gekalfd eerste: īǝrštǝ (Rothem) Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd tweede: twīǝdǝ (Rothem), tweede koe: twɛdǝ [koe] (Rothem) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koe met gebogen, opgezette rug pokkel: pokǝl (Rothem) [N 3A, 145c] I-11
koe met hellend kruis hangvot: haŋvǫt (Rothem) [N 3A, 145a; monogr.] I-11
koe met korte poten diepe koe: dēpǝ kō (Rothem) [N 3A, 142b] I-11
koe met lange poten rijzige koe: rɛi̯šǝ kō (Rothem) [N 3A, 142a] I-11
koe met slappe, doorgezakte rug zalenrug: zālǝrø̜k (Rothem) [N 3A, 145b] I-11
koeherder koeherd: kōhērt (Rothem) Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11