e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rothem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoorden voor het schaap lem, lem, lem: lęm, lęm, lęm (Rothem) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepen van de hengst naar de aankomende merrie joechelen: juxǝlǝ (Rothem) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
roepwoord om de klokhen te lokken klok, klok, klok: klok, klok, klok (Rothem) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit met, met: męt, męt (Rothem) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit met, met, met: męt, męt, męt (Rothem) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roepwoord voor de stier mannetje: mɛnǝkǝ (Rothem) [N 3A, 13] I-11
rogge koren: [koren] (Rothem) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roksplit split: šplet (Rothem) Split in de rok. [N 62, 41a] II-7
rol gevouwen hooi op de kar ring: reŋk (Rothem) De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120] I-3
rollen rollen: rǫlǝ (Rothem), wellen: wɛlǝ (Rothem) De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2