31410 |
boorhouder, boorbeugel |
beugel:
bø̜gǝl (Q099q Rothem)
|
Houder of beugel aan een boormachine waarin de boorkolf van het boorijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 120. [N 33, 160]
II-11
|
31399 |
boorkolf |
kolf:
kǫlǝf (Q099q Rothem)
|
Het bovenste uiteinde van het boorijzer dat in de boorhouder van de boormachine vastgeklemd wordt. De boorkolf kan verschillende vormen hebben, afhankelijk van het type boormachine. Boorijzers met een vierkante, tapse boorkolf worden gebruikt bij met de hand bediende boormachines. Cilindrische boorkolven die even dik of iets dunner zijn als het boorijzer en conische boorkolven worden in elektrisch aangedreven machines toegepast. [N 33, 157]
II-11
|
27813 |
boormachine |
boormachine:
bōrmǝšin (Q099q Rothem)
|
In het algemeen een werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. In de boorhouder van de boormachine wordt daartoe een boorijzer bevestigd. Zie ook de lemmata "handboormachine", "borstmachine", "borstboormachine", "kolomboormachine", etc. [N 33, 122]
II-11
|
31422 |
booromslag |
boorzwong:
bōržwøŋk (Q099q Rothem),
zwong:
žwøŋk (Q099q Rothem)
|
Een soort beugel in de vorm van een letter C met aan de bovenzijde een knop en aan de onderzijde een boorhouder. De booromslag wordt gebruikt om een boorijzer met de hand rond te draaien. De knop wordt daarbij tegen de borst geplaatst, terwijl tegelijkertijd met de beugel een draaiende beweging wordt gemaakt. Zie ook afb. 128. Zie voor het woordtype drouw (Q 121b, Q 284) ook RhWb I, kol. 1437, s.v. Drau: ...das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde, Drehbügel" en Wbd II.6, pag. 1980, lemma "booromslag", woordtype boordroef (L 205, L 206). [N 33, 153-154; N 33, 143; N 33, 121; monogr.]
II-11
|
31427 |
boorstelling |
boorstaander:
bōrštø̜̄ndǝr (Q099q Rothem)
|
Een soort galgvormige constructie waartussen men een omslagboor of een ratelboor kan plaatsen om zodoende tijdens het boren druk te kunnen uitoefenen. Zie ook afb. 130. [N 33, 155; N 33, 164]
II-11
|
31413 |
boortafel |
plateau:
plātō (Q099q Rothem)
|
Het vaak in hoogte verstelbare deel van de tafel- of kolomboormachine waarop het werkstuk wordt vastgezet. In het werkblad van de boortafel zijn daartoe verschuifbare beugels aangebracht waarmee het te bewerken voorwerp kan worden vastgeklemd. [N 33, 124]
II-11
|
33814 |
boosaardig paard |
krammes:
kramǝs (Q099q Rothem)
|
Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o]
I-9
|
19557 |
bordenrek, schotelrek |
console:
konsol (Q099q Rothem)
|
rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19563 |
borrelglaasje |
drupjesglaasje:
dröpkesgläske (Q099q Rothem),
dröpkesglééske (Q099q Rothem)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bōrš (Q099q Rothem)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|