28672 |
was smelten |
koken:
kǫwkǝ (P107a Rummen)
|
Het winnen van was door een jute zak met raten in heet water onder te dompelen. De was komt door de mazen van de zak boven op het water drijven. Deze methode was te smelten is een van de eenvoudigste. [N 63, 130a; monogr.]
II-6
|
28671 |
waskoek |
wasbrood:
wasbruǝt (P107a Rummen)
|
Vorm waarin de gezuiverde was wordt geknepen of geperst. Wanneer men de gezuiverde was met de hand bewerkt, ontstaat voornamelijk een bolvorm. Indien men de gezuiverde was machinaal perst, verkrijgt men een koek- of broodvorm. [N 63, 121d; N 63, 121e; monogr.]
II-6
|
28690 |
waspers |
pres:
prɛs (P107a Rummen)
|
Apparaat om de was vast te drukken. De te smelten wasbrokken worden in koperen ketels gekookt. Als de was vloeibaar is, wordt het geheel in een zak gegoten en in de waspers gebracht. Men perst langzaam en krachtig. Onder de waspers wordt een houten vaatje geplaatst om de was op te vangen. [N 63, 129c; monogr.]
II-6
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
watǝrblōs (P107a Rummen)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
26809 |
waterlossing |
watervoor:
wɛtǝrvǫwr (P107a Rummen)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
32704 |
watervoor |
watervoor:
wai̯tǝr[voor] (P107a Rummen),
wɛtǝr[voor] (P107a Rummen)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
21675 |
wbd: afzeggen |
tenietdoen:
ps. niet omgespeld!
te niet doen (P107a Rummen),
verbreken:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərbrōͅu̯kə (P107a Rummen)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
duur verkopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
dir vərkūpə (P107a Rummen)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
bedriegen:
ps. omgespeld volgens Frings.
bədrigə (P107a Rummen)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
teveel, het ~:
ps. omgespeld volgens Frings.
təvōu̯l (P107a Rummen)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|