34285 |
haverkorfje |
splint:
splent (P107a Rummen)
|
Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112]
I-11
|
33994 |
haverzak |
haverzak:
hǭvǝrzak (P107a Rummen)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
33708 |
heizode los- en stukploegen |
russen:
røsǝ (P107a Rummen)
|
[N 27, 16]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
gaard:
gǫǝr (P107a Rummen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
34470 |
hen zonder staart |
hen zonder staart:
hen zondǝr stat (P107a Rummen)
|
[N 19, 62b; monogr.]
I-12
|
33757 |
hengstveulen |
hengstveulen:
heŋstvø̜i̯lǝ (P107a Rummen)
|
Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a]
I-9
|
34438 |
herdersschopje |
herdersschup:
hęrdǝrsxøp (P107a Rummen),
schepersschupje:
sxēǝpǝrsxøpkǝ (P107a Rummen)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ bęnǝ (P107a Rummen)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
aftrekken:
aftrękǝ (P107a Rummen)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
afschreden:
afsxręi̯ǝ (P107a Rummen)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|