34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lemmen, lemmen:
lęmǝ, lęmǝ (P107a Rummen)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21652 |
roeper |
oproeper:
ps. omgespeld volgens Frings.
oprupər (P107a Rummen),
oͅprūəpər (P107a Rummen)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (P107a Rummen),
klok, klok, klok:
klok, klok, klok (P107a Rummen)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34217 |
roepwoord voor de stier |
kom kom:
kǫm kǫm (P107a Rummen)
|
[N 3A, 13]
I-11
|
28568 |
roer |
schijt:
sxę̄t (P107a Rummen)
|
Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204]
II-6
|
32835 |
rolkrabber |
akkerstek:
[akkerstek] (P107a Rummen)
|
Om aanklevende aarde en paardevijgen van de rol te verwijderen kon men gebruikmaken van allerlei voorwerpen. Als men zich niet bediende van een speciale krabber of stok, reinigde men de rol met de ploegstok (zie beneden), met een willekeurige stok (P 48), met de steel van een schop of hark (Q 96d), met de spade of een andere schop (L 192a, 282, 332, P 107a, Q 3a, 4, 9, 77, 93, 96, 97, 111, 116, 194, 197, 198b), met een kleine hak (P 107a), met een pannescherf, steen of stokje (L 270), of met de punt van de schoen of klomp (L 115, 192b). Enkele termen lijken te wijzen op een aan het raam bevestigde plank of lat, die men zo nodig tegen de rol moest drukken of waardoor de rol tijdens het werk werd schoon gehouden. Voor de (...)-varianten zie men het lemma ''ploegstok''. [N 11A, 188; N 18, 149]
I-2
|
21647 |
rolletje munten |
poep:
ps. omgespeld volgens Frings.
pop (P107a Rummen)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34597 |
rongblokken |
scheien:
sxēi̯ǝ (P107a Rummen)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
schei:
sxēǝn (P107a Rummen),
steunstekken:
stø̜̄i̯nstękǝ (P107a Rummen)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
ogen:
ūxǝ (P107a Rummen)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|