e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q241p plaats=Rutten

Overzicht

Gevonden: 1154
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kien! kien: ken (Rutten) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kienen kienenspel: kinəspēl (Rutten) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kieskauwer zoutzak: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  zoĭtzak (Rutten) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieuwen vinnen: ook in ZND 27, 084  veeinne (Rutten) kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)] III-4-2
kikker kwakvros: kwakfroͅs (Rutten) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril kwakvroseieren: kwakfroͅ`ɛi̯ər (Rutten) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)eieren, eitjes: kwakfroͅ`ɛi̯ər (Rutten) kikkerrit [RND] III-4-2
kinketting baardkettel: bǭ.tkętǝl (Rutten) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kippen -werkwoord gehekt (volt. deelw.): gǝhik (Rutten) De eierschaal doorprikken, zich uit de eierschaal bevrijden, gezegd van kuikens in het ei. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
kippen, storten opslaan: opsløǝ.n (Rutten) Het ontladen van een kipkar door de bak te doen kantelen. Dit gebeurt door het balkje voor de bak, dat deze vastzet (de zgn. sluitstok) weg te nemen, en het paard de kar achteruit te laten stoten. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10