26051 |
berrie |
ber(r)e:
bęrǝ (Q241p Rutten),
gestel:
gǝstęl (Q241p Rutten)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.]
I-13, II-3
|
21471 |
betalen |
betalen:
geͅ mut mer geld høbə om tə ky(3)̄ənə btḁlə (Q241p Rutten)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
fō.xǝlǝ (Q241p Rutten)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛ̄.sǝm (Q241p Rutten),
bezem:
bɛ̄səm (Q241p Rutten)
|
bezem [RND] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stīl (Q241p Rutten)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
21270 |
bieden |
bieden:
bijə (Q241p Rutten)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bīēr (Q241p Rutten),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (Q241p Rutten)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
eerste melk:
jǫstǝ mɛ.lǝk (Q241p Rutten)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
krotenloof:
krōtǝlōf (Q241p Rutten)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
34345 |
biggen werpen |
baggelen:
bágǝlǝ (Q241p Rutten)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|