e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaal (zijn), kaal hoofd kletskop: inne kletskop (Schaesberg), kletschkop (Schaesberg), plaat: ing plaat (Schaesberg) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kȳm (Schaesberg) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes krapjes: krepkes (Schaesberg), krèpkes (Schaesberg), krépkes (Schaesberg), krappen: krabbe (Schaesberg) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaars kaars: kēəts (Schaesberg) kaars [RND] III-2-1
kaarsendomper dover: dover (Schaesberg, ... ) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaart met prentje schildje: sjilder (Schaesberg) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:tə (Schaesberg) kaarten [RND] III-3-2
kaarten bijnemen oprapen: oprape (Schaesberg) Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaas kaas: kees (Schaesberg), kîês (Schaesberg) kaas [RND], [SGV (1914)] III-2-3
kaatsen prikken: prikə (Schaesberg) kaatsen [RND] III-3-2