21802 |
klagen |
klagen:
klage (Q118p Schaesberg),
kuimen:
kuume (Q118p Schaesberg)
|
droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30545 |
klangen |
klangen:
klaŋǝ (Q118p Schaesberg)
|
Stroken zink die onder de roeflatten doorlopen en aan beide kanten van de roef over de opstanden van de bladen zink worden omgebogen. De klangen worden op afstanden van 50 cm met een spijkertje tegen de onderkant van de roeflat bevestigd, alvorens de roeflat tegen de dakvloer kan worden gespijkerd. Zie ook afb. 85c. [N 64, 150d; N 64, 151]
II-9
|
21862 |
klant |
klant:
klant (Q118p Schaesberg)
|
iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21900 |
klaplopen |
van andermans goedheid leven:
leève va angermans goodheed (Q118p Schaesberg)
|
leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24858 |
klaproos |
kollebloem:
kǫlǝblǫm (Q118p Schaesberg),
-
kolleblom (Q118p Schaesberg)
|
klaproos [SGV (1914)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5, III-4-3
|
17957 |
klauteren |
klauteren:
[Allicht opgeg. o.i.v. AN, rk]
klauteren (Q118p Schaesberg)
|
klauteren [SGV (1914)]
III-1-2
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klīǝ (Q118p Schaesberg)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
kleen:
kliej boer (Q118p Schaesberg)
|
klaveren boer [SGV (1914)]
III-3-2
|
18171 |
kledij, kleren |
kleren:
kleijer (Q118p Schaesberg),
klijer (Q118p Schaesberg)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
beusjtel (Q118p Schaesberg),
busjtel (Q118p Schaesberg)
|
Kleerborstel. Hoe noemt men het hierboven afgebeelde voorwerp, dat wordt gebruikt om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen enz. te verwijderen? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|