e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortademig dempig: dempig (Schaesberg), kort: kort van aom (Schaesberg), kot va aom (Schaesberg) dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte onderbroek? onderboks: oongerbooksch (Schaesberg) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
korter maken afsnijden: aafsjnīē-je (Schaesberg) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kortwieken stoepen: stupǝ (Schaesberg) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostbaar kostbaar: kostbaar (Schaesberg) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
koster koster: kəstər (Schaesberg) koster [RND] III-3-3
kostganger kostganger: kosgenger (Schaesberg) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kostschool kostschool: kòs-sjoël (Schaesberg) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
koud, mistig en somber weer dampig (weer): dèmpig (Schaesberg), donker (weer): (half lange klinker).  donkel [wɛ̄r (Schaesberg), zouwelweer: zouwel weer (Schaesberg), zware lucht: zwaer loch (Schaesberg) donker [~ weer] [SGV (1914)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koudbeitel kapbeitel: kap˱bētǝl (Schaesberg) In het algemeen een beitel waarmee op koud ijzer wordt gewerkt. De koudbeitel is meestal zeskantig in doorsnee, soms ook rond of ovaal. Het werktuig wordt voor diverse werkzaamheden gebruikt zoals het weghakken van bramen en lasslakken, het doorhakken van bouten en het splijten van metaal. De koudbeitel is soms van een steel voorzien. Zie ook afb. 49. [N 33, 109; N 33, 112-113; N 64, 69b; monogr.] II-11