31486 |
kraalmachine |
krolmachine:
krǫlmašiŋ (Q118p Schaesberg)
|
Machine voor het maken van omgebogen randen of verdikkingen aan een metalen plaat. [N 33, 254; N 64, 13a]
II-11
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krɛlkəs (Q118p Schaesberg)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (Q118p Schaesberg),
kroenekrane (Q118p Schaesberg)
|
kraanvogel [SGV (1914)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
dabben:
dabbe (Q118p Schaesberg),
krabben:
krabbe (Q118p Schaesberg),
kratsen:
kratse (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg,
Q118p Schaesberg),
schuren:
schoere (Q118p Schaesberg)
|
krabben [SGV (1914)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25404 |
krabber |
schrapstaal:
šrāpštǭl (Q118p Schaesberg)
|
Werktuig waarmee metaal vóór het solderen wordt schoongekrabd. Met name bij reparatiewerkzaamheden aan zink dient de oppervlakte van het materiaal eerst met behulp van een krabber te worden gereinigd omdat het soldeer op vuil en ingevreten zink niet vertint. Voor deze werkzaamheden wordt vaak een verfkrabber gebruikt. Zie ook afb. 191 en het lemma "verfkrabber" in Wld II.9, pag. 203. [N 33, 202; N 64, 15a]
II-11
|
21340 |
kramer |
kramer:
kriemer (Q118p Schaesberg)
|
kramer [SGV (1914)]
III-3-1
|
24197 |
kramsvogel |
krammes:
krammes (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezet (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg),
zeitung (du.):
tsiedoeng (Q118p Schaesberg)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
31339 |
kraspen |
trekpen:
trękpɛn (Q118p Schaesberg)
|
In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.]
II-11
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (Q118p Schaesberg)
|
krassen [SGV (1914)]
III-4-4
|