e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kussensloop overtreksel: uevertreksel (Schaesberg), y(3)̄vərtreͅksəl (Schaesberg) Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)] || kussensloop [SGV (1914)] III-2-1
kwaad weglopen met de staart tussen de benen vortlopen?: mit der sjtats tusje de bee voetloope (Schaesberg) kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreker oorafsnijder: urafschniejer (Schaesberg) kwaadspreker [SGV (1914)] III-1-4
kwaal kwaal: kwoal (Schaesberg), kwò:əl (Schaesberg) kwaal [DC 02 (1932)] III-1-2
kwajongensstreek mop: mop (Schaesberg) min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)] III-3-1
kwanselen omzetten: umzette (Schaesberg) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwartel kwartel: kwattel (Schaesberg, ... ) kwartel [SGV (1914)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: kwartjə (Schaesberg) kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)] III-3-1
kweek puimen: pø̜̄mǝ (Schaesberg) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] I-5
kwellen kwellen: kwääle (Schaesberg), kwèè-le (Schaesberg) kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] III-3-1