e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lasspiegel soldeerspiegel: sǫldēršpēgǝl (Schaesberg) Kleine spiegel, soms ook aan een stokje bevestigd, waarmee soldeerverbindingen, bijvoorbeeld aan de achterkant van een buis, kunnen worden gecontroleerd. [N 64, 23] II-11
last, moeilijkheid last: las (Schaesberg) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] III-1-4
laster laster: laster (Schaesberg) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestig (Schaesberg) lastig [SGV (1914)] III-1-4
lastig kind nest: nés (Schaesberg) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig zijn dwars zijn: dwèèsj ziej (Schaesberg) tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen storen: sjtuure (Schaesberg) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
laten laten: loate (Schaesberg) laten [SGV (1914)] III-1-2
lawaai maken spektakel maken: spektakel make (Schaesberg) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie spektakel: spektakel (Schaesberg) lawaai [SGV (1914)] III-4-4