e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontberen arm zijn: erm ziej (Schaesberg) niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)] III-3-1
ontbijt morgenskoffie, de -: mörgeskoffië (Schaesberg) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)] III-2-3
ontsmettingsmiddel kelksel: kɛlksǝl (Schaesberg) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
ontvangen beuren: bú-re (Schaesberg) in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)] III-3-1
ontzien ontzien: ontzie-j (Schaesberg) iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] III-1-4
onvast ter been (zijn) niet vast op de benen: nie vas op de beé (Schaesberg), slap de benen: schlap de beng (Schaesberg, ... ) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] || lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] III-1-2
onvolgroeide vrucht krauwel: WLD  krauwel (Schaesberg) Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)] I-7
onvruchtbare grond slecht land: slɛx laŋk (Schaesberg) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onweersbui donderschuil: donderschael (Schaesberg), hommelschuil: hommelschoel (Schaesberg), (half lange klinker).  hommelschoel (Schaesberg) donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx onweer: onweer (Schaesberg) onweer [N 22 (1963)] III-4-4