25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
oam (Q118p Schaesberg)
|
aam (maat) [SGV (1914)]
III-4-4
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
āmbēlt (Q118p Schaesberg),
amboss:
ambǫs (Q118p Schaesberg)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
31254 |
aambeeldgat |
lok:
lǭǝk (Q118p Schaesberg)
|
Het gat of elk van de gaten in de baan van een aambeeld. In het aambeeldgat kunnen verschillende werktuigen worden vastgezet zoals de schroodbeitel en de tas. Zie ook afb. 15. [N 64, 32e; N 66, 13e]
II-11
|
31255 |
aambeeldhoorn |
hoorn:
hø̜r (Q118p Schaesberg),
punt:
pønt (Q118p Schaesberg)
|
Het puntige uitsteeksel of elk van de twee puntige uitsteeksels van een aambeeld, waarover ijzer rond kan worden gebogen. De hoorn kan in doorsnede zowel kegelvormig als vierkant uitgevoerd zijn. Er bestaan ook aambeelden die van beide uitvoeringen zijn voorzien. [N 33, 42; N 64, 32f; N 66, 13f]
II-11
|
19268 |
aandringen |
aanhouden:
áánhóte (Q118p Schaesberg)
|
met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21470 |
aangeven, verklikken |
aangeven:
áá-gëëve (Q118p Schaesberg),
aanschieten:
aaschietə (Q118p Schaesberg)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
friemelen:
friemele (Q118p Schaesberg),
immer in de handen houden:
ummer in gen häng houwe (Q118p Schaesberg)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18883 |
aanhoudend klagen |
kuimen:
kuume (Q118p Schaesberg)
|
aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25243 |
aanhoudend regenen |
het houdt zich door:
⁄t hält zich dru (Q118p Schaesberg),
het regent de ganse tijd:
⁄t rene der ganse tied (Q118p Schaesberg)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21847 |
aanhoudend vragen |
bedelen:
bèdele (Q118p Schaesberg)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)]
III-3-1
|