24229 |
ransuil |
uil:
uul (Q118p Schaesberg)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
gats:
gats (Q118p Schaesberg)
|
garstig spek [..] [SGV (1914)]
III-2-3
|
19558 |
rasp |
raspel:
raspel (Q118p Schaesberg)
|
rasp [SGV (1914)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspelen:
raspele (Q118p Schaesberg)
|
raspen (w.w.) [SGV (1914)]
III-2-1
|
22338 |
ravotten |
rulsen:
rulsje (Q118p Schaesberg),
zich krijgen:
zich krieje (Q118p Schaesberg)
|
stoeien [SGV (1914)] || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31205 |
rawlplugbeitel |
rawlplug:
rǫwpløx (Q118p Schaesberg)
|
Ronde beitel waarmee het gaatje voor een rawlplug wordt gemaakt. Zie ook afb. 4. De beitel wordt tijdens het slaan steeds een weinig gedraaid. Rawlplugs bestaan uit een stijf pennetje van hennep en jute en worden gebruikt bij het bevestigen van voorwerpen aan muren die uit een harde steensoort zijn opgetrokken. [N 64, 71; N 53, 43b]
II-11
|
18868 |
razen en tieren |
tekeergaan:
te kier gao (Q118p Schaesberg)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol:
dul (Q118p Schaesberg)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
recht vooruitstoten:
met der ärm rech vuuroet stoete (Q118p Schaesberg),
stuiken:
stoeke (Q118p Schaesberg)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21356 |
rechtbank |
rechtbank:
regbank (Q118p Schaesberg)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|