21081 |
sabbelen |
lotsen:
loetsche (Q118p Schaesberg),
zauwelen:
sauwele (Q118p Schaesberg)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
gerfkamer (Q118p Schaesberg)
|
gerfkamer [SGV (1914)]
III-3-3
|
24372 |
salamander |
kelderhansje:
kelderhänske (Q118p Schaesberg)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
31519 |
salmiaksteen |
salmiaksteen:
salmijakštē (Q118p Schaesberg)
|
Het blok salmiak waarlangs men vroeger de koperen bout streek, alvorens er soldeersel op aan te brengen. Salmiak of ammoniumchloride is een kleurloos zout, gevormd uit ammonia en zoutzuur. Het kan ook worden gebruikt om vuile soldeerbouten te reinigen. In Q 121 werd de soldeerbout schoongemaakt door hem even in afgelaten soldeerwater te houden. Dit was gemaakt uit zoutzuur waarin een stukje zink was opgelost. In L 321 werd met een kaars langs de soldeerbout gestreken, voordat het soldeersel erop werd aangebracht. [N 33, 201; N 64, 27d]
II-11
|
21571 |
salueren |
aanslaan:
aasjloa (Q118p Schaesberg)
|
groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
heulen:
hule (Q118p Schaesberg),
meteenhouden:
mit ee hòte (Q118p Schaesberg)
|
heulen (met iemand) [SGV (1914)] || samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24682 |
sap in planten |
sap:
WLD
saap (Q118p Schaesberg)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
nat:
WLD
naats (Q118p Schaesberg),
sap:
WLD
saap (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
21028 |
saus |
saus:
saoz (Q118p Schaesberg)
|
saus [RND]
III-2-3
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
ee sjappeleer (Q118p Schaesberg),
skabbeleer (Q118p Schaesberg)
|
Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)]
III-3-3
|