e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schemeren schemeren: schiemere (Schaesberg) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen sterren zien: ich zie schterre (Schaesberg), ich zie sterre (Schaesberg) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond schemering: schiemering (Schaesberg), sciemering (Schaesberg) schemering [SGV (1914)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
schenkel schenkel: sjinkel (Schaesberg) schenkel [SGV (1914)] III-2-3
scheren scheren: schaeren (Schaesberg) scheren [DC 38 (1964)] III-1-3
scherp de waarheid zeggen uitvegen: oetvège (Schaesberg) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherp, snede het scherp: sjèrp (Schaesberg), snijkant: schnĭekank (Schaesberg) De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)] III-2-1
scheut kiem: kim (Schaesberg), scheut: šyt (Schaesberg) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schieten schieten: scheete (Schaesberg) schieten [SGV (1914)] III-3-1
schietlood schietlood: šētlūt (Schaesberg) Een met een loden gewichtje verzwaarde draad, waarmee men de loodrechte stand van een voorwerp bepaalt. Zie ook het lemma "schietlood" in Wld II.9, pag. 57. [N 64, 85b; monogr.] II-11