e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spruitstuk broekstuk: brōkštøk (Schaesberg), dobbele broekpijp: dubǝlǝ brōkpīp (Schaesberg) Deel van een buis of pijpleiding dat is voorzien van één of twee dwarsstukken waarop een spruit kan worden aangesloten. Zie ook afb. 271. [N 64, 120a-b] II-11
spuiten gieten: geete (Schaesberg), sprietsen: schpreutse (Schaesberg) spuiten [SGV (1914)] III-4-4
spuwbakje, kwispedoor spuibakje: sjpu-jbäksjke (Schaesberg), speujbäkje (Schaesberg) Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)] III-2-1
staak bolstaak: bǫlštāk (Schaesberg), halve-maanstaak: hǭvǝmǭnštāk (Schaesberg  [(type H)]  ), kantstaak: kaŋkštāk (Schaesberg), staak: štāk (Schaesberg), vlakstaak: vlakštāk (Schaesberg) Klein soort aambeeldje, wat langer dan een tas, dat als ondergrond dient bij het bewerken van plaatmateriaal. De staak wordt daarbij met zijn pinvormig uitlopende onderzijde in de werkbank, het blok voor aambeeld of klein gereedschap of in de bankschroef vastgezet. Al naar gelang de aard van het werk dat moet worden verricht, kan de kop van het werktuig verschillend zijn uitgevoerd. Zo zijn er staken die aan de bovenzijde rond en vlak zijn (vlakstaken), staken met een ronde en min of meer bolle bovenkant (bolstaken) en staken die aan de bovenzijde een scherpe, rechte snede vertonen (kantstaken). Zie ook afb. 28 en 29. Achter de plaatscode is, voor zover opgegeven door de invuller, met behulp van letters vermeld welke type staak uit afb. 28 met de betreffende term wordt bedoeld. Boordjesijzer (L 266) was de benaming voor een vlakstaak met een geronde en een rechte kant. Met deze staak werden kantjes aan het koper gevormd. Staken werden volgens de respondent uit Q 111 in de regel door de smid zelf naar behoefte gemaakt. [N 33, 210; N 33, 213; N 33, 214; N 64, 35a; N 64, 36a-b; N 64, 36d-f; N 66, 16b; N 66, 17a-f; monogr.] II-11
staal staaltje: sjteujlke (Schaesberg) kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)] III-3-1
staalborstel staalborstel: štǭǝlbø̜stǝl (Schaesberg) Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b] II-11
staan staan: stoa (Schaesberg), stooa (Schaesberg), štò:ə (Schaesberg) staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
staart staart: stát (Schaesberg), štats (Schaesberg, ... ), staat: sjtats (Schaesberg), štats (Schaesberg) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-9, III-4-2
staartmees pijlstaartje: pielstertske (Schaesberg) staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)] III-4-1
stad stad: stat (Schaesberg), štat (Schaesberg) stad [RND], [SGV (1914)] III-3-1