e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tak (alg.) tak: tek (Schaesberg), tek mv (Schaesberg) (jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || tak III-4-3
tak op ingezaaid land rijs: ris (Schaesberg) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4
tak van een geslacht tak: tak (Schaesberg) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
takken (coll.) kroon: WLD  krŏĕn (Schaesberg) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] III-4-3
takken krijgen uitlopen: WLD  oetlope (Schaesberg) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
taling schijftaling: sjieftaling (Schaesberg), BtS 58  schieftaaling (Schaesberg), wintertaling: wintertaling (Schaesberg) eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] || zomertaling III-4-1
talud graaf: grē̜f (Schaesberg) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tamme kanarie pietje: pietje (Schaesberg) Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)] III-2-1
tand tand: tank (Schaesberg), tànk (Schaesberg), tánk (Schaesberg) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tanden tanden (mv.): teng (Schaesberg) tanden [SGV (1914)] III-1-1