22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
voeegel (Q118p Schaesberg)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
voegel (Q118p Schaesberg),
vogel (mv.):
vugel (Q118p Schaesberg)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
21268 |
volk (mensen) |
lui:
lyj (Q118p Schaesberg)
|
volk [RND]
III-3-1
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volk (Q118p Schaesberg)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|
21769 |
volkswijsheid |
volkswijsheid:
volkswiesheed (Q118p Schaesberg)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "morgenstond heeft goud in de mond"? [volkswijsheid] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bīr (Q118p Schaesberg)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
19412 |
vonk |
vonk:
vonk (Q118p Schaesberg),
vónk (Q118p Schaesberg)
|
Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20174 |
voogd |
momber:
mommer (Q118p Schaesberg),
voogd:
voogd (Q118p Schaesberg),
voormonder:
vuurmunger (Q118p Schaesberg)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
21754 |
vooraanstaande |
notabele:
notabele (Q118p Schaesberg)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29951 |
voorhamer |
voorhamer:
vȳrhāmǝr (Q118p Schaesberg)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|