e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woensdagx goensdag: goonsdig (Schaesberg, ... ), goonstig (Schaesberg) dag; woensdag [N 07 (1961)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen ruw lopen: rauw lope (Schaesberg) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wonder wonder: wónder (Schaesberg) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonen huizen: hoeze (Schaesberg), wonen: woenen (Schaesberg) huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1
woonwagen budenwagen: Van Dale: Bude, 1. kraam, stalletje; 4. kermistent.  boedewááge (Schaesberg) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: woad (Schaesberg), woət (Schaesberg) woord [RND], [SGV (1914)] III-3-1
wormstekig wormsteek: WLD  wormsjtièk (Schaesberg, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
worstelen ringen: rienge (Schaesberg) worstelen [SGV (1914)] III-3-2
wortel wortel: wǭtǝl (Schaesberg) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: WLD  wòrtel (Schaesberg) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] III-4-3