e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijn neus snuiten snoeven: snoeve (Schaesberg), snuiten: schnoete (Schaesberg) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zijn woede luchten gal spuien: gal sjpu-e (Schaesberg) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4
zijtak zijtak: WLD  zie-tak (Schaesberg) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zin (lust) zin: zin (Schaesberg) het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] III-1-4
zink zink: zeŋk (Schaesberg) Blauwachtig-wit metaal dat in plaatvorm onder meer als dakbedekking wordt gebruikt. Vgl. het lemma "roevendak" in Wld ii.9, pag. 177. Wanneer het wordt verwarmd tot een temperatuur van 120 tot 1500 kan het worden gebogen, bijvoorbeeld tot pijpen, buizen en dakgoten. [N 64, 103 a-b; monogr.] II-11
zinkbewerker zinkwerker: zeŋkwęrkǝr (Schaesberg) Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.] II-11
zinksnijder kratspen: kratspɛn (Schaesberg), kretser: krɛtsǝr (Schaesberg), zinkkretser: zeŋkkrɛtsǝr (Schaesberg) Metalen werktuig waarmee de zinkwerker en loodgieter bladzink kan snijden. Het materiaal wordt daarbij niet doorgesneden, maar ingekrast. Zie ook afb. 247. [N 64, 1] II-11
zitten zitten: zitten (Schaesberg) zitten [SGV (1914)] III-1-2
zoeken zoeken: zeuke (Schaesberg) zoeken [SGV (1914)] III-1-2
zoethout zoethout: zeuthoot (Schaesberg) zoethout [SGV (1914)] III-2-3