20189 |
zoon |
jong:
jong (Q118p Schaesberg),
zoon:
zoon (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
bezorgd zijn:
bezörgd ziej (Q118p Schaesberg)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20826 |
zout |
zout:
zōt (Q118p Schaesberg)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
kuimen:
küme (Q118p Schaesberg),
zuchten:
zuchten (Q118p Schaesberg)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
31631 |
zuigbuis |
zuigbuis:
zȳx˱bȳs (Q118p Schaesberg)
|
De buis aan de onderzijde van het pomphuis die in de op te pompen vloeistof wordt geplaatst. Zie ook afb. 236a. Met de term pomp(en)buisje werd in L 423 het roodkoperen buisje aangeduid dat de verbinding vormde tussen het slotstuk en de zuigbuis. Het was aan de onderzijde voorzien van een sierbandje. Men noemde dit de knoop (knqp). [N 64, 133f; N 66, 49f]
II-11
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zoege (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg,
Q118p Schaesberg)
|
zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
31642 |
zuigerklep |
voetklep:
vōtklɛp (Q118p Schaesberg)
|
De (leren) klep in de pompzuiger van een zuigpomp die zich opent bij de neergaande beweging van de zuiger. Zie ook afb. 236a en 241. Volgens de invuller uit L 329 was er aan het slotleer een slotlood (slq.tlɛüt) bevestigd.' [N 64, 133k; N 66, 49k; monogr.]
II-11
|
31640 |
zuigerstang |
zuigerstang:
zȳgǝrštaŋ (Q118p Schaesberg)
|
De metalen stang waaraan de pompzuiger is bevestigd. [N 64, 1331; N 66, 491]
II-11
|
31635 |
zuigerstuk |
zuigerstuk:
zȳgǝrštøk (Q118p Schaesberg)
|
Dat gedeelte van het pomphuis waarin de pompzuiger zich bevindt. [N 64, 133j; N 66, 49j]
II-11
|
31653 |
zuigleidingfilter |
filterlok:
feltǝrlǭǝk (Q118p Schaesberg)
|
Filter in de zuigleiding van een handpomp. Het bestaat doorgaans uit een buis waarin een groot aantal gaten met een doorsnede van ongeveer 1 cm zijn geboord. De gaten zijn bedekt met fijn filtergaas. Tijdens het heien wordt ter beschermingvan het filtergaas een dunne koperen buis over het filter geschoven. Om het inslaan van het filter in de bodem te vergemakkelijken, wordt aan de onderzijde van de buis een puntstuk geschroefd, terwijl aan de bovenzijde ter bescherming een heikap wordt aangebracht. Zieook afb. 244a-d. [N 64, 133v; N 66, 49v]
II-11
|