e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwaard zwaard: schwäät (Schaesberg) zwaard (wapen) [SGV (1914)] III-3-1
zwabber schrobdoek: schroebdook (Schaesberg), sjroebdook (Schaesberg) Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)] III-2-1
zwager zwager: zjwoager (Schaesberg), neen  schwoager (Schaesberg) schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwak en mager persoon magere spie-juut: inne magere sjpie-juut (Schaesberg), schrapnel: schrapnel (Schaesberg) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || zwak, tenger iemand [N 37 (1971)] III-1-1
zwak, slap zwak: šwá:k (Schaesberg), zwaâk (Schaesberg) zwak [DC 02 (1932)] III-1-1
zwarte kraai, kraai kraai: kroa (Schaesberg), krauw: krow (Schaesberg) kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte specht specht: specht (Schaesberg) specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)] III-4-1
zwartkop zwartkopje: zwartkupke (Schaesberg, ... ) zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)] III-4-1
zwartmiddel appretuur: aprǝtūr (Schaesberg), blits: blits (Schaesberg) Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46] II-10
zwavelx zwagel: zwäegel (Schaesberg), zwavel: ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  šwāvəl (Schaesberg) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4