21407 |
zwaard |
zwaard:
schwäät (Q118p Schaesberg)
|
zwaard (wapen) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19459 |
zwabber |
schrobdoek:
schroebdook (Q118p Schaesberg),
sjroebdook (Q118p Schaesberg)
|
Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20355 |
zwager |
zwager:
zjwoager (Q118p Schaesberg),
neen
schwoager (Q118p Schaesberg)
|
schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17557 |
zwak en mager persoon |
magere spie-juut:
inne magere sjpie-juut (Q118p Schaesberg),
schrapnel:
schrapnel (Q118p Schaesberg)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || zwak, tenger iemand [N 37 (1971)]
III-1-1
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
šwá:k (Q118p Schaesberg),
zwaâk (Q118p Schaesberg)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kroa (Q118p Schaesberg),
krauw:
krow (Q118p Schaesberg)
|
kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
specht:
specht (Q118p Schaesberg)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
zwartkopje:
zwartkupke (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
31173 |
zwartmiddel |
appretuur:
aprǝtūr (Q118p Schaesberg),
blits:
blits (Q118p Schaesberg)
|
Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46]
II-10
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
zwäegel (Q118p Schaesberg),
zwavel:
ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
šwāvəl (Q118p Schaesberg)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|